Op de heuvelachtige flanken van Jamaica, waar de ochtendmist zich loom tussen de bomen vleit en de zon langzaam de geur van aarde en kruid ontrafelt, groeit een bescheiden maar magische specerij: piment. Ook wel allspice genoemd, vanwege zijn unieke smaak die doet denken aan een harmonie van kruidnagel, kaneel, nootmuskaat en peper — maar in werkelijkheid is piment helemaal zichzelf.

Piment is de ziel van de Jamaicaanse keuken, maar zijn verhaal begint eeuwen geleden. De inheemse Taíno-bevolking gebruikte deze geurige bes al lang voordat Europese ontdekkingsreizigers het eiland bereikten. Ze bewaarden vlees met pimentbladeren en gebruikten het in rituelen — met eerbied voor de kracht en de diepte van dit kleine wonder. Toen Columbus in 1494 voet aan wal zette in Jamaica, nam hij piment mee terug naar Europa. Daar kreeg het al snel de naam allspice, omdat men dacht dat het alle specerijen in één omvatte.

Toch bleef de echte magie achter op het eiland zelf.

In de vruchtbare rode aarde van Jamaica — gevoed door tropische zon, frisse regen en eeuwenoude bomen — voelt de pimentboom zich thuis. Hier rijpen de bessen langzaam aan, beschermd door het ritme van de natuur en de liefde van lokale boeren die hun kennis van generatie op generatie doorgeven. De bessen worden met de hand geoogst, net voordat ze volledig rijp zijn, en in de zon gedroogd tot ze hun diepe, warme geur vrijgeven.

Onze piment komt precies daar vandaan. Uit diezelfde Jamaicaanse heuvels waar geur en traditie samenkomen. Het is meer dan een specerij — het is een verhaal. Van oorsprong, van liefde voor het land, van warmte en diepte in smaak.

Wanneer je onze piment ruikt of proeft, proef je de geschiedenis van een eiland. Je voelt de zon, je hoort de bossen fluisteren, je reist — heel even — naar Jamaica.